Verleden week bezocht ik de tentoonstelling van Levi van Veluw in Marres, een kunstcentrum in Maastricht. Een unieke gebeurtenis. Van Veluw besloot om niet zijn werk op te hangen of in een kaal zaaltje te tonen, maar om het gehele pand onder handen te nemen. Het gevolg: je wordt door de voordeur binnengelaten in een donkere ruimte en moet zelf, zoekend, je weg vinden door het gebouw, van kamer tot kamer, het hele gebouw is één groot zintuiglijke ervaring – en bevreemding – geworden.
Spannend. En overweldigend. En het zegt, zoals alle goede kunst, ook iets over de tijdgeest. De zoektocht naar controle, de chaos die we willen bedwingen, wat nooit helemaal zal lukken.. En over de kunst zelf, zo zegt Marres: ‘Tien, vijftien jaar lang was het ‘discursieve’ belangrijk in de hedendaagse kunst: theorievorming, discussiëren. Niet dat dat verkeerd is, maar wij willen ook andere zaken onderzoeken.’ Precies op het moment dat steeds vaker het debat zelf ter discussie staat: voldoet het nog wel? Moeten we niet een andere vorm van meningsuitwisseling ontdekken? Meer onze zintuigen gebruiken dan wat we als zogenaamd bewezen hebben doorgekregen via sociale media? Misschien van debat naar constructief gesprek? Levi van Veluw maakt spannende kunst die iets te melden heeft. Je kunt na een kwartier alweer buiten staan, of je kunt neerzijgen in de ‘Space Odyssey’ achtige blauwe gloed van een van de kamers. En tot de conclusie komen dat er geen echte muren meer zijn. Net als plafonds. En vloeren. Stof tot nadenken, vond ook De Volkskrant.