Goed dat de Volkskrant dit weekend ruim aandacht gaf aan de manager in de zorg. Ze staan ondertussen voor het grote kwaad – en in sommige gevallen was dat terecht. Maar de zorg is een paar jaar geleden al aan een stille revolutie begonnen. Ik zie dat in de praktijk, bij klanten. De buitenwereld klaagt nog over ‘al die managers’, maar je moet ze ondertussen met een lantaarntje zoeken. “We zijn natuurlijk zo lean als de neten”, meldt middlemanager Hanny Veenhuis. Ze stuurt in haar eentje 2000 (!) zorgverleners aan. Alle complimenten voor Hanny en de ook in het artikel voorkomende Gaby. Zij stelt: “De verzorging wil ondersteuning en mijn taak als manager is om naar ze te luisteren. Zo simpel is het.” Ja. In de praktijk blijkt de revolutie richting zelfsturende teams weerbarstig. Het is hard werken voor de paar overblijvende middlemanagers, die de losse eindjes bij elkaar proberen te houden. Vaak vraag ik het directies: “En? Hebben jullie die teams gevraagd waar en wat ze zelf willen sturen?” Verbaasde blikken zijn steevast mijn deel. Meestal blijkt de ‘professionele ruimte’ een strategie die top-down wordt uitgerold. Van boven af opgelegde zelfsturing: een stuurhoofd. Dat het een paradoxale veranderopdracht is, dat is nog niet overal doorgedrongen. Het gevolg: frustratie. “Het systeem is nergens veranderd, alleen moeten we het nu allemaal maar zelf uitzoeken.” Zelfsturing betekent soms jezelf laten sturen. En dat geldt voor elk niveau. Als vanzelfsprekend aannemen dat een organisatie zonder managers kan, kan even desastreus uitpakken als de aanname dat mensen niet effectief werken zonder sturing. Mensen maken de kwaliteit, vormen het Hart van de Zorg, laat ze dan zelf nadenken over hoe ze tot die kwaliteit kunnen komen – en waar ze zelf sturing prettig vinden. Iets om over na te denken, aan de hand van dit artikel.